Menig ouder
die met jeugdzorg te maken heeft gehad zal het herkennen als men
jeugdzorgwerkers typeert als ongeveer alwetend, overtuigd van hun
eigen gelijk en vooral geen zelfreflectie hebbend over hun eigen
handelen. Gewetenloos worden gezinnen geruïneerd, kinderen gescheiden van hun ouders en wat dit bij met name de kinderen
aanricht, daarvan heeft men geen enkel idee.Gelukkig staan ouders nu
niet meer alleen: medisch tuchtcolleges zijn inmiddels ook die mening
toegedaan, met name over het 'eigen gelijk van jeugdzorg', maar
niet heus....
In het
artikel 'Oorlog
met Veilig Thuis' was de aankondiging gedaan van de tuchtklacht
tegen mw. Raat. Inmiddels is er een zitting geweest van het
Regionaal Tuchtcollege te amsterdam op 12-1-2017, waarbij zowel mw.
Raat als de kinderarts van het WKZ terechtstonden. RTV-Utrecht maakte
een
verslag van die zitting. Ik ben zo vrij om de tekst hier onder
aan te halen (RTV-Utrecht vraagt immers niet voor niets om dit
artikel te delen! Ik doe het graag!)
1/3
GESCHREVEN
DOOR REDACTIE
UTRECHT
-
Twee Utrechtse artsen moesten zich vandaag verantwoorden voor het
Medische Tuchtcollege in Amsterdam. De twee worden er van verdacht de
familie Leek ten onrechte te hebben beschuldigd van het expres ziek
maken van hun zoon Tibbe.
De
zaak speelt sinds het voorjaar van 2017. Het jonge zoontje van de
familie Leek werd ernstig ziek. Kinderartsen van het WKZ snapten niet
precies wat er aan de hand was. En toen in de zomer de situatie
plotseling verslechterde werd er contact gezocht met Veilig Thuis
Utrecht, het voormalig meldpunt kindermishandeling.
Er
was sprake van onverklaarbare complicaties. Vertrouwensarts mevrouw
R. nam de melding aan. Zij dacht direct aan PCF of Munchausen by
Proxy. Dat is een aandoening waarbij kinderen bewust ziek gemaakt
worden door hun ouders.
Naderhand
bleek dat Tibbe een ernstige darmafwijking heeft, en dat PCF
onwaarschijnlijk is. Toch hield mevrouw R. vol dat er sprake
was van PCF. Daarop startte de familie Leek een tuchtprocedure tegen
de twee artsen.
Ze
beschuldigen mevrouw R. er van dat ze zeer onzorgvuldig is geweest
bij het samenstellen van rapportages. Ook zou ze ontlastende
verklaringen uit die rapportages hebben weggelaten.
Volgens
de advocaat van de familie Leek is R. daarbij zeer vooringenomen te
werk gegaan. Zij ging er vanuit dat sprake was van PCF en stond op
geen enkele manier open voor andere oorzaken van de ziekte van Tibbe.
Ook is de familie Leek boos dat R. in een vroeg stadium een melding
heeft gedaan bij de politie. En tenslotte hebben ze een klacht
ingediend omdat mevrouw R.
intimiderend te werk zou gaan.
De
moeder van Tibbe raakte licht geëmotioneerd toen ze aangaf dat
mevrouw R. bij voortduring haar
verhaal verandert. Van één gesprek zouden maar liefst zes
verschillende verslagen zijn. Ook maakt zij zich boos omdat R.
in een stiekem opgenomen gesprek zegt
dat ze hoopt dat er in het ziekenhuis iets ernstigs met Tibbe zou
gebeuren zodat ze PCF zou kunnen bewijzen.
Tegelijkertijd
moest mevrouw W. zich verantwoorden. Zij is kinderarts in het WKZ, en
zij was lang de behandelend dokter van Tibbe. De familie Leek neemt
haar kwalijk dat zij een - in hun ogen - onterechte melding heeft
gedaan bij Veilig Thuis. Bovendien zou ze haar beroepsgeheim hebben
geschonden, en onzorgvuldig haar dossiers hebben beheerd.
Vertrouwensarts
R. liet tijdens de zitting blijken zich van geen kwaad bewust te
zijn. Zij en haar advocaat waren vooral boos dat de Leeks stiekem
gesprekken hebben opgenomen. In één van die gesprekken werden zij
en een collega aangeduid als 'dozen'.
R.
toonde geen moment enige zelfreflectie, op geen enkel moment bleek
dat ze het idee had dat ze iets fout gedaan had of een foute afweging
had gemaakt. De ontstane situatie lag vooral aan de Leeks
zelf, of aan een computerprogramma waarmee ze moet werken.
Kinderarts
W. gaf aan erg met de zaak in haar maag te zitten. Zij had het idee
dat ze een goede band met de Leeks had. Zij benadrukte meerdere keren
dat ze niet anders kon dan de melding bij Veilig Thuis doen, maar dat
ze steeds is blijven twijfelen of er sprake was van PCF. Ze
benadrukte tijdens de zitting meermalen dat ze nu nog steeds niet
beweert dat de Tibbe PCF heeft.
Het
tuchtcollege doet binnen zes weken uitspraak over de twee
artsen.
Reageren
op dit bericht? Mail naar nieuws@rtvutrecht.nl.
(arcering en onderlijningen door N.M.)
In
bovenstaand verslag is de mening over mw. Raat die van de
verslaggever van RTV-Utrecht. RTV Utrecht heeft overigens meer aandacht aan Veilig Thuis en hun beschuldigingen besteed. Zie hiervoor bijvoorbeeld "Utrechtse Politiek wil af van Veilig Thuis-affaire" (zie ook de linken onder het artikel!) en over de valse beschuldigingen: "Veilig Thuis verwerpt kritiek op het onterecht beschuldigen van ouders"
Een ander oordeel is onlangs geveld
door een Regionaal Tuchtcollege over de kinderarts mw. dr. A. Teeuw,
specialist kindermishandeling die op 17 januari j.l. Promoveerde op
een onderzoek naar methodiek om kindermishandeling te diagnoseren.
Zij kwam daarbij tot de volgende conclusie, aldus de website van de
Nationale
Zorggids:
Kinderarts
Arianne Teeuw vindt dat alle spoedeisende hulp afdelingen een
gecombineerde screening op kindermishandeling zouden moeten
toepassen, hoewel dat ook meer onterecht positieve scores oplevert.
Dat stelt zij op basis van onderzoek
waarop zij op 17 januari promoveert (per hoofdstuk te downloaden
/ N.M.) aan de Universiteit van Amsterdam, zo meldt het ministerie
van volksgezondheid.
Teeuw
onderzocht het screeningsprotocol voor kindermishandeling op de
spoedeisende hulp (SEH) van het AMC. Deze schrijft een lichamelijk
onderzoek voor en toepassing van de SPUTOVAMO-checklist. Dit is een
vragenlijst die signaleert of het letsel van een kind aanleiding
geeft tot argwaan. Het verdient volgens Teeuw de aanbeveling beide
methodes te combineren, aangezien het regelmatig voorkomt dat een
mishandeld kind slechts op een van de twee screeningsmethoden
positief scoort.
Haar
onderzoek wijst uit dat het combineren van beide screeningstesten het
aantal positieve testen aanzienlijk verhoogt. Bij achterwege
laten van het lichamelijk onderzoek, de zogenoemde top tot teen
inspectie (TTI), zou 5,8 procent van het aantal kinderen met een
definitieve diagnose kindermishandeling niet zijn herkend.
Teeuw
constateerde op de Nederlandse SEH’s een grote
variatie aan methoden van screening, waarbij de empirische
onderbouwing grotendeels ontbrak.
Door:
Redactie Nationale Zorggids (onderlijning en arcering door
N.M.)
Uit
het dankwoord blijkt dat deze mw. dr. Teeuw samenwerkte met Veilig
Thuis (mw. Schoonenberg / zie uitzending van Zembla in het artikel
'Oorlog met Veilig Thuis').
Ook zal Veilig Thuis haar dankbaar zijn: als men haar methodieken toepast, komen er meer 'vals positieve' meldingen over kindermishandeling: dus extra basis voor valse beschuldigingen naar ouders toe én meer geld voor Veilig Thuis c.q. de jeugdzorg-industrie!
Erger
is echter dat zij kennelijk ook de werkwijze van Veilig Thuis
overneemt en zelfs de hele houding. Een en ander bleek uit de
recente veroordeling van mw. Teeuw van het Regionaal Tuchtcollege te
Amsterdam, waar zij zelfs een berisping (= ernstige waarschuwing)
voor kreeg. Wat zij verkeerd deed is na te lezen in de uitspraak
van 19-09-2017 .
Voor de
duidelijkheid kopieer ik ook hier de complete en openbare tekst:
REGIONAAL
TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing
naar aanleiding van de op 22 februari 2017 binnengekomen klacht van:
A,
wonende
te B,
k
l a g e r,
gemachtigde:
mr. L. van den Puttelaar, advocaat te Rotterdam;
tegen
C,
kinderarts,
werkzaam
te B,
v
e r w e e r s t e r, gemachtigde: D, verbonden aan het E.
1.
De procedure
Het
college heeft kennisgenomen van:
-het
klaagschrift met de bijlagen;
-aanvullende
bijlagen bij het klaagschrift;
-het
verweerschrift met de bijlagen;
-de
correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
-brief
van de gemachtigde van verweerster van 12 september 2017.
De
klacht is op een openbare zitting behandeld.
Partijen
waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door mr. van den Puttelaar,
voornoemd,
en
verweerster door D, voornoemd. Beiden hebben een toelichting gegeven
aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college en de
wederpartij zijn
overgelegd.
2.De
feiten
2.1
klager is de vader van F, geboren maart 2011 (hierna: minderjarige).
Verweerster is kinderarts sociale pediatrie in het E te B (hierna:
E). Zij is expert op het gebied van
kindermishandeling.
2.2
Klager en G, de moeder van de minderjarige, zijn uit elkaar gegaan
toen de minderjarige acht maanden oud was. Zij hebben samen het
ouderlijk gezag over hun dochter. Er is sprake van een
vechtscheiding.
2.3
De minderjarige woont bij haar moeder en haar nieuwe partner. De
rechter heeft een omgangsregeling vastgesteld waarbij de minderjarige
drie dagen en één nacht per week bij klager verblijft.
2.4
Op 21 november 2015 is het bezoekmoment tussen klager en de
minderjarige vroegtijdig en onplezierig beëindigd.
2.5
Op 23 november 2015 werd klager door de huisarts gebeld dat de moeder
van de minderjarige klager beschuldigt van seksueel misbruik. De
huisarts heeft de minderjarige vervolgens verwezen naar het E voor
onderzoek wegens verdenking van seksueel misbruik.
2.6
Op 1 december 2015 is de minderjarige door verweerster lichamelijk
onderzocht. Tijdens dit onderzoek werden zogenoemde lichtfoto’s
gemaakt. Collega H heeft de minderjarige vervolgens orthopedagogisch
onderzocht. Ook werd die dag aanvullend onderzoek verricht naar een
beperkt aantal seksueel overdraagbare aandoeningen. I was op dat
moment ook al ingeschakeld. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft
verweerster een brief (hierna: ook aangeduid als verslag) opgesteld
voor de huisarts waarin haar bevindingen en die van haar collega
staan beschreven. De conclusie in de brief luidt als volgt:
“Seksueel
misbruik is op grond van het orthopedagogisch onderzoek
waarschijnlijk.
Moeder
en nieuwe echtgenoot geadviseerd zo spoedig mogelijk aangifte te doen
bij de
politie.
In
verband met het niet verstoren van het mogelijk politieonderzoek
biologische vader niet ingelicht over dit consult. Dit is afgestemd
met J, lid medische directie.
HA
telefonisch op de hoogte gebracht.
VT
(VA K), telefonisch op de hoogte gebracht.
TC
4-12 met deze ouders, tel. huidige echtgenoot L (..). Deze
ouders
geïnstrueerd suggestieve vragen en napraten over het gesprek met H
te vermijden”.
2.7
Op 11 december 2015 heeft klager telefonisch en schriftelijk verzocht
om het rapport (brief aan de huisarts) te mogen inzien. Verweerster
heeft dit verzoek tot inzage en afschrift afgewezen wegens lopend
politieonderzoek.
2.8
Op 18 december 2015 heeft klager op verzoek van verweerster
toestemming gegeven voor een verwijzing van de minderjarige naar de
M, N.
2.9
Op 13 januari 2016 heeft klager nogmaals verzocht om het rapport over
de minderjarige. Verweerster heeft klager op 15 januari 2016
geantwoord dat hij de brief aan de huisarts pas kon krijgen na het
politieonderzoek.
2.10
Op 26 februari 2016 heeft verweerster, nadat zij op 12 februari 2016
had vernomen dat het politieonderzoek was afgerond, de brief per post
aan klager doen toekomen.
2.11
Op 31 oktober 2016 heeft verweerster een brief ontvangen van de
gemachtigde van klager met enkele vragen over het onderzoek van 1
december 2015.
2.12
Op 30 november 2016 heeft verweerster schriftelijk gereageerd op de
vragen van klager.
2.13
Op 23 december 2016 heeft de gemachtigde van klager hierop
inhoudelijk gereageerd. In deze brief stelt klager zich op het
standpunt dat verweerster op basis van het onderzoek niet tot de
conclusie had kunnen komen dat seksueel misbruik waarschijnlijk was.
Ook wordt de objectiviteit van het onderzoek in twijfel getrokken.
2.14
Hierna heeft klager op 22 februari 2017 een klacht ingediend bij het
tuchtcollege.
3.
De klacht en het standpunt van klager
Klager
verwijt verweerster dat zij ondeugdelijk onderzoek heeft verricht en
een onzorgvuldige rapportage heeft opgesteld die niet voldoet aan de
daaraan te stellen eisen. Het onderzoek is volgens klager
ondeugdelijk en de rapportage is onzorgvuldig opgesteld omdat:
1)
het rapport geen blijk geeft van een geschikte methode van onderzoek
om de voorliggende vraagstelling te beantwoorden;
2)
de conclusies zijn gebaseerd op eenzijdige informatie. In het rapport
wordt bovendien niet op inzichtelijke en consistente wijze
uiteengezet op welke gronden de conclusies in het rapport steunen.
4.Het
standpunt van verweerster
Verweerster
heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen
bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1
De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Ze
hebben beide betrekking op de totstandkoming en de inhoud van het
verslag van 1 december 2015.
5.2
De klacht betreft het verwijt aan verweerster dat zij onzorgvuldig
onderzoek heeft verricht en een onzorgvuldige rapportage heeft
opgesteld die niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Bij de
beoordeling van de klacht heeft het college onder meer de
KNMG-richtlijn
Omgaan met medische gegevens (september 2016), de NHG-Richtlijn
informatie-uitwisseling tussen huisarts en specialist bij
verwijzingen (2008) die op dit moment wordt gereviseerd door het
Nederlands Huisartsen Genootschap en de Federatie van Medisch
Specialisten en de Richtlijn ‘Diagnostiek bij (een vermoeden van)
Seksueel Misbruik bij Kinderen’ betrokken.
5.3
Het college stelt allereerst vast dat in het verslag aan de huisarts
zowel de bevindingen van verweerster als van de orthopedagogisch
specialist kindermishandeling staan. Verweerster voert als verweer
dat de klacht zich voornamelijk
richt op het orthopedagogisch onderzoek dat niet door verweerster,
maar door de orthopedagogisch specialist is uitgevoerd. In het
verweerschrift verklaart verweerster zich niet primair
verantwoordelijk te achten voor het orthopedagogisch onderzoek. Het
college is met klager van oordeel dat verweerster door de wijze
waarop zij het verslag heeft opgemaakt en haar ondertekening ervan de
conclusies van het orthopedagogisch onderzoek heeft overgenomen en
tot de hare heeft gemaakt. Hierdoor is zij ook (mede)verantwoordelijk
voor bevindingen uit het orthopedagogisch onderzoek en draagt zij ook
verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige uitvoering van dat deel van
het onderzoek en de verslaglegging hierover.
5.4
De voorliggende vraag is of het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en
of het verslag aan de eisen van zorgvuldigheid voldoet waaraan een
arts behoort te voldoen. Het college is van oordeel dat die vraag
ontkennend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt:
5.5
Klager stelt zich op het standpunt dat de informatie in het verslag
eenzijdig is. Verweerster heeft ter
terechtzitting verklaard dat zij niet
aan waarheidsvinding
doet. Het is volgens verweerster niet aan haar, als arts, om
een oordeel te vellen over de (de juistheid) van de aangeleverde
informatie door de moeder van de minderjarige. Deze informatie
vormt derhalve volgens verweerster geen onderdeel van het
(kinder-)geneeskundig onderzoek en speelt ook geen rol bij
beantwoording van de vraag of seksueel misbruik al dan niet
waarschijnlijk is. Het college stelt echter vast dat het verslag voor
meer dan de helft uit informatie
van de moeder van de minderjarige en haar nieuwe partner bestaat.
Klager is in het geheel niet
betrokken in het onderzoek. Dit terwijl de richtlijn
‘Diagnostiek bij (een vermoeden van) Seksueel Misbruik bij
Kinderen’ expliciet voorschrijft dat niet alleen aan beide
‘vechtscheidende’ gezagdragende ouders toestemming moet worden
gevraagd voor het onderzoek naar seksueel misbruik maar dat ook met
beide ouders gesproken moet worden. Dit is nu juist bedoeld om een
neutrale positie te houden ten opzichte van beide ouders en om het
gevaar eenzijdig geïnformeerd te worden te voorkomen. Door
enerzijds veel aandacht te besteden aan het verhaal van de moeder van
de minderjarige, en anderzijds vader buiten het onderzoek te houden
heeft verweerster de schijn gewekt dat de informatie van moeder wel
degelijk een rol van betekenis heeft gespeeld bij de beantwoording
van de onderzoeksvraag.
5.6
Daarnaast wordt in het verslag bij de medische
voorgeschiedenis informatie niet correct en onvolledig weergegeven.
Bij het lezen van die informatie kan de indruk ontstaan dat er al
eerder sprake was van een verdenking van seksueel misbruik.
In
het verslag staat:
“medische
voorgeschiedenis
-Ziek,
presentatie O
Opmerking:
1 jaar oud, op O vond men reactie bij genitaal
onderzoek
vreemd, teruggekoppeld naar HA”
In
de door klager overgelegde uitdraai van het bezoek aan de
huisartsenpost staat hierover:
“(…)O/
top tot teen: geen afw
uitwendig
; temp 36.0 ; huilt en stribbelt tegen als ze moet
liggen
; longen/buik/billen: ga (geen afwijkingen (toegevoegd college));
vagina : rode plekjes
introitus
; verder gb (geen bijzonderheden (toegevoegd college)); kindje is erg
stil en teruggetrokken.
(E)
(BOU) problemen in relatie ouders.
(P)
(BOU) voor nu BV bljven geven; advies aan oma en moeder AMK
in
te
schakelen/ advies aan M. om afspraak te maken met eigen
ha/
sputovamo
nu wel oke/ maar problematische situatie”
5.7
Voorts berusten de stellige conclusies die
verweerster trekt in het verslag op een onderzoeksmethode, O, die nog
niet is gevalideerd en vooralsnog alleen wordt gebruikt in het E.
Gelet op het gegeven dat, zoals verweerster zelf ook stelt, onderzoek
naar seksueel misbruik bij kinderen zeer complex is, had het op de
weg van verweerster gelegen om in het verslag minder stellig te zijn
in haar conclusie en in ieder geval te motiveren waarom zij gebruik
maakt van een niet (geheel) gevalideerde onderzoeksmethode en waarom
haar conclusies desondanks als juist moeten worden aanvaard.
5.8
Verweerster heeft verder ter
terechtzitting verklaard dat zij klager in haar conclusie niet heeft
beschuldigd van seksueel
misbruik en/of
aangewezen heeft als (mogelijke) dader. Het college komt tot een
ander oordeel.
In het verslag van 1 december 2015 staat:
“In
verband met het niet verstoren van het mogelijk politieonderzoek
biologische vader niet ingelicht over dit consult. Dit is afgestemd
met J, lid medische directie.”
In
een brief van 9 december 2015 aan de huisarts over het onderzoek op 1
december 2015 staat:
“In
verband met de veiligheid van onze patiënt adviseren wij dat zij
gedurende het nog lopende onderzoek van I haar biologische vader niet
bezoekt.”
Hiermee
is verweerster in haar verslaglegging aan de huisarts buiten haar
expertise getreden en heeft zij zich niet beperkt tot het verstrekken
van feitelijke en relevante medische gegevens, zoals de richtlijnen
en jurisprudentie wel vereisen.
5.9
De conclusie van het voorgaande is dat verweerster onzorgvuldig is
geweest ten aanzien van de totstandkoming van het verslag. Daarmee
is de klacht in al zijn onderdelen gegrond.
Verweerster
heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge art. 47 lid 1
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens
klager had behoren te betrachten.
5.10
Al het voorgaande in overweging nemende en gelet op het feit
dat de klacht gegrond is bevonden, is het college van oordeel dat
verweerster dient te worden berispt.
Bij
het bepalen van de aard van de maatregel heeft het college in
aanmerking genomen de ernst en het gewicht van de verweten
gedragingen. Ook weegt mee dat
verweerster ter zitting onvoldoende blijk gaf van enige reflectie op
het eigen handelen. Verweerster had op grond van haar ervaring
moeten weten wat het effect en de consequenties zijn van haar verslag
gezien haar deskundigheid en expertstatus. Bij het opstellen van het
verslag, vooral ten aanzien van de stellige conclusies, had
verweerster zich er meer rekenschap van moeten geven hoe moeilijk het
is om seksueel misbruik vast te stellen. Zij geeft op dit punt naar
het oordeel van het college onvoldoende blijk van enige reserves.
Bovendien had verweerster zich bij het schrijven van het verslag
moeten realiseren in welke context haar verslaglegging gebruikt zou
kunnen worden en dat het verslag ingebracht kon worden in
verschillende gerechtelijke procedures.
6.
De beslissing
Het
college:
-
verklaart de klacht gegrond;
-
legt op de maatregel van berisping.
Aldus
beslist op 19 september 2017 door:
mr.
A.M. Koene, voorzitter,
dr.
C.M. Sonnenberg, D.E. de Jong en K. Haasnoot, leden-arts,
mr.
dr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,
bijgestaan
door mr. P.J. van Vliet, secretaris,
en
in het openbaar uitgesproken ter zitting van 31 oktober 2017 door de
voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
WG
WG
secretaris
voorzitter
Enige
opmerkingen met betrekking tot gearceerde delen.
Aangeklaagde
– probeert
zich te verschuilen achter anderen,
in dit geval de orthopedagogisch medewerkster.
– baseert
zich op informatie die alleen van
moeder verkregen, vader staat geheel buiten spel.
– houdt
zich niet aan geldende regels van onderzoek en protocollen in
verband met verdenking op misbruik.
– doet
niet aan waarheidsvinding en gaat er klakkeloos van uit dat
wat moeder en haar nieuwe partner aandragen juist is.
– gebruikt
niet gevalideerde
onderzoekmethodieken, die alleen in het ziekenhuis waar zij
werkt gebruikt worden.
– is zeer
stellig en zelfverzekerd over haar
eigen gelijk.
– heeft
bovendien geen enkele
zelfreflectie....
Juist dat
laatste is voor het RTvG aanleiding om haar zelfs een berisping op te
leggen, met enige spijt, berouw of zelfreflexie had de straf
misschien lager geweest....
Het resultaat van deze uitspraak in het openbare BIG-register:
Details zorgverlener
89024228701 Arts Kindergeneeskunde (kinderarts)
Mw. dr. Teeuw
had wel direct een jeugdzorg c.q. Veilig Thuis medewerkster kunnen
zijn: haar handelen lijkt er door ingegeven. Zei een oude
uitdrukking niet 'Waar je mee omgaat word je door besmet'??
Ik feliciteer
mw. dr. Teeuw met haar doctorsbul c.q. titel, maar hoop toch dat de
berisping van het RTvG aanleiding is dat zij haar handelen beter
nuanceert en aan de regels houdt!
Moge meerdere
uitspraken van tuchtcolleges volgen om eens paal en perk te stellen
aan het valselijk beschuldigen van ouders ten bate van de geldstromen
naar Veilig Thuis en 'Jeugdzorg'!
Treurig is dat deze hele zaken illustreren hoe weinig nog artsen te vertrouwen zijn als men dit (als geïllustreerd in het artikel 'Oorlog met Veilig Thuis' en in bovenstaande uitspraak) en meer beschuldigingen van kindermishandeling kan verwachten 'dank zij' dr. Teeuw en haar volgelingen. Wat zou de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst) hiervan vinden? Die lijkt oorverdovend stil in jeugdzorgkwesties.
Ceterum
censeo 'Veilig Thuis' / BJZ esse delendam (naar Cato Maior)
Nico
Mul