De
door 'Veilig Thuis' geïntroduceerde epidemie van PCF c.q.
'Münchausen by proxy'' heeft weer een slachtoffer geëist, echter
niet een onschuldig kind of de ouders maar wederom een 'Veilig
Thuis'- arts, de welbekende mw. A.M.Raat, eerder genoemd in de
berichten in deze rubriek in het artikel 'Oorlog met 'Veilig Thuis'
en het artikel 'Het
zelfreflecterend vermogen van VT' over
de veroordeling van dr. Teeuw en de aanklacht tegen mw. Raat, die
toen verworpen werd.
Dit keer is er echter
eerder reden tot vreugde: mw. Raat is veroordeeld tot maar liefst een
berisping en gelukkig voor haar zou ze wél 'zelfreflectie' hebben,
die klacht is namelijk ongegrond verklaard. Dit keer is er echter
eerder reden tot vreugde: mw. Raat is veroordeeld tot maar liefst een
BERISPING!
Het vreugdevolle nieuws
kwam tot mij via onderstaand artikel op www.tuchtrecht.nl:
Klacht
tegen vertrouwensarts Veilig Thuis gegrond
Nieuwsbericht
| 24-04-2018 | 12:00
Amsterdam
- Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam verklaart de klachten van de
ouders tegen een vertrouwensarts van Veilig Thuis (VT) gegrond.
De
klachten
Klagers
verwijten de vertrouwensarts van VT dat zij onzorgvuldig en
vooringenomen is geweest bij de uitvoering van het onderzoek en het
samenstellen van de rapportages over hun drie kinderen. De psychisch
medische problematiek van de kinderen zou onzorgvuldig zijn
beoordeeld. Zij zou zich verder onzorgvuldig hebben uitgelaten in een
brief aan klagers oudste zoon (toen 16 jaar) en tot slot onvoldoende
zelfreflectie hebben getoond.
Oordeel
van het college
Tijdens
het onderzoek door de vertrouwensarts is onder meer onderzocht
of mogelijk sprake was van Pediatric Condition Falsification, verder:
PCF, een vorm van kindermishandeling. Zij heeft hierbij onjuiste
conclusies getrokken uit de beschikbare medische gegevens en heeft
die niet bij de onderzoekers van de kinderen gecheckt. Zij is
onvoldoende op zoek gegaan naar informatie die haar ideeën
tegenspraken.
De
rapportage voldeed op essentiële onderdelen, waarvoor de
vertrouwensarts verantwoordelijk was, niet aan de hiervoor geldende
criteria. Zo is de vertrouwensarts bij de interpretatie van de
medische informatie over de kinderen onzorgvuldig geweest en buiten
haar deskundigheidsgebied getreden. Daarnaast is het College van
oordeel dat de vertrouwensarts op basis van haar onderzoek niet in
redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake is van
kindermishandeling en mogelijk van PCF. Het belang bij zorgvuldige
rapportage is groot, gelet op de melding bij SAVE en de Raad voor de
Kinderbescherming en verplichtte verweerster tot grote zorgvuldigheid
en een zeer kritische houding.
Het
College is het ook met klagers eens dat er niet zorgvuldig is
gecommuniceerd met hun oudste zoon. Het College stelt op grond van de
overgelegde rapportages vast dat bij hem sprake is van een
disharmonisch profiel en dat hij het ontwikkelingsniveau van een jong
kind heeft. Hoewel het in beginsel legitiem is om een kind van 16
jaar op de hoogte te stellen van de uitkomsten van het onderzoek,
acht het College het onwenselijk om het kind met een dergelijke brief
in een loyaliteitsconflict met zijn ouders te brengen. Ook het
taalniveau van de brief is niet passend bij het ontwikkelingsniveau,
terwijl de inhoud voor het kind zeer klemmend kan zijn.
Opgelegde
maatregel
Over
de vraag of de vertrouwensarts voldoende zelfreflectie heeft getoond
doet het college geen uitspraken. De vertrouwensarts wordt de
maatregel van een berisping opgelegd.
De
volledige beslissing vindt u vanaf 25 april op tuchtrecht.nl
Alhoewel
een ieder die redelijk lezen kan in staat moet zijn om de gehele
uitspraak te kunnen interpreteren, wil ik hier toch vooraf een kleine
toelichting geven op de door mij ingekleurde gedeelten. Uiteraard
beveel ik u aan deze uitspraak toch volledig te lezen. De
cijferaanduidingen verwijzen naar de uitspraak hieronder.
2.5
Min of meer worden ouders 'slecht' afgeschilderd. Komt vaker voor
bij de jeugdzorg-sector.
2.9
'Veilig Thuis' stelt de reeds jarenlang vaststaande diagnosen in
twijfel, verwerpt die en geeft meteen een verwijt aan de ouders, dat
deze zelf de diagnosen zouden stellen!
3
'Veilig Thuis' laat zien dat zij door aandikken van symptomen en
illusies scheppen dat de diagnose wél PCF zou moeten zijn. Enig
specialistisch onderzoek door een neutrale deskundige ontbreekt
echter!
Eveneens
in dit blokje de brief aan het kind van 16: zelfs schriftelijk
probeert VT een kind tegen zijn ouders op te zetten en een wig c.q.
vertrouwenscrisis tussen kind en ouders te veroorzaken.
5.1
+ 5.2 Zoals zo vele aangeklaagden uit de jeugdzorg-sector c.q. RvdK
probeert aangeklaagde zich te verschuilen achter het team. Bij zowel
RTvG als het NIP (Nederlands Instituut voor Psychologen) hebben deze
al vele malen gesteld dat de beroepsbeoefenaar zelf verantwoordelijk
is en die verschuiling achter protocollen niet opgaat! De
beroepsregels zijn leidend en niet 'het protocol'!!
5.6
Het Tuchtcollege geeft hier de criteria waar een rapportage aan moet
voldoen! Deze 5 kriteria kan iedere klager gebruiken als een soort
geheugensteun dan wel basis bij het opstellen van klachten over
artsen, psychologen of pedagogen bij RTvG , NIP, of NVO.
5.7
De communicatie is kennelijk 'zoals gebruikelijk'
geweest bij de Jeugdzorg: géén normale 'hoor en wederhoor'!
5.9
De klacht over de 'zelfreflectie' is afgewezen. Het lijkt er op dat
de klagers hiervoor geen aanvullend bewijs hadden overlegd, omdat het
RTvG stelt dat zij geen oordeel hierover kunnen geven.
5.10
Duidelijke taal: Het RTvG geeft het primaat aan OUDERS met betrekking
tot opvoeding van kinderen. Als Jeugdzorg (Jz) dan wel 'Veilig Thuis'
anders wil, is er echter geen reden om dit op te dringen!
REGIONAAL
TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing
naar aanleiding van de op 11 september 2017 binnengekomen klacht van:
1.
A, en
2.
B,
beiden
wonende te C,
k
l a g e r s,
gemachtigde:mr.
drs. M. Vlaming, advocaat te Netterden,
tegen
D,
arts,
werkzaam
te E,
v
e r w e e r s t e r ,
gemachtigde:
mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.
1.
De procedure
Het
college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
– het
klaagschrift met de bijlagen;
– het
verweerschrift met de bijlagen;
– de
op 28 februari 2018 binnengekomen aanvullende stukken van de
gemachtigde van klagers.
Partijen
hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het
kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De
klacht is op een openbare zitting behandeld.
Partijen
waren aanwezig.
Partijen
werden bijgestaan door hun gemachtigden, die beiden een toelichting
hebben gegeven aan de hand van pleitnota’s, die aan het college en
de wederpartij zijn overgelegd.
2
De feiten
2.1. Klagers
zijn de ouders van F (geboren: februari 2001), G (geboren: mei
2002) en H(geboren: juli 2004), hierna ook gezamenlijk “de
kinderen” genoemd.
2.2.Bij
de kinderen is in verschillende vorm en mate sprake van
ontwikkelingsproblematiek, waarvoor zij alle drie een AWBZ-GGZ
indicatie hebben ontvangen. Klagers hebben voor de kinderen
individuele zorg en behandeling ingezet door middel van toegekende
PGB’s.
2.3.Bij
F is in 2007 een pervasieve ontwikkelingsstoornis vastgesteld
(PDD-NOS). Van 2007 tot 2014 heeft hij in een leefgroep van I
gewoond, waar hij ook is behandeld. Vanaf 2014 woont F thuis
2.4 Nadat
de gemeenten in 2015 verantwoordelijk werden voor de Jeugdzorg,
zijn de indicatiestellingen van de kinderen aanvankelijk
overgenomen door de Gemeente C (verder: de gemeente). Over de
zorgbehoefte van de kinderen hebben klagers en het Sociaal Team van
de gemeente vanaf april 2015 gesprekken gevoerd. Partijen zijn het
over de zorgbehoefte niet eens geworden. Het Sociaal Team heeft in
maart 2016 een opdracht verstrekt aan een adviesbureau (J) om
onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over de
zorgbehoefte van de kinderen
2.5 Op
4 juli 2016 is het conceptrapport door het adviesbureau afgerond en
op 8 juli 2016 is het definitieve advies uitgebracht. Het
adviesbureau heeft daarin onder meer vastgesteld dat bij de
kinderen vanuit geobjectiveerde diagnoses, in meer of mindere mate,
sprake is van psychische problematiek, gedrags- en angststoornissen
met beperkingen, waardoor ze in meer of mindere mate tijdelijk of
blijvend ondersteuning nodig hebben voor Jeugdhulp vanuit de
Jeugdwet. Daarbij is de
conclusie getrokken dat de thuissituatie voor de kinderen een
bedreigend risico vormt voor hun ontwikkeling. Volgens het
adviesbureau hebben vrijwel alle gesproken zorgverleners die bij
het gezin betrokken zijn, alsmede de school van H hun zorgen geuit
over de ontwikkeling van de kinderen en de problemen in hun
thuissituatie.
2.6
Verweerster is werkzaam als vertrouwensarts bij K (hierna: K),
onderdeel van L.
2.7
Op 28 oktober 2016 is door twee medewerkers van het Sociaal Team van
de gemeente C een melding (aan de hand van een meldingsformulier)
gedaan bij K betreffende de kinderen. De melding luidt, voor zover
thans van belang, als volgt:
“(…)
“Reden
van uw melding:
Welke
zorgen heeft u, wat heeft u gezien of gehoord?
(…)
De
onderzoekers van J maken zich ernstig zorgen over het welzijn van
alle kinderen M, ook met betrekking tot de opvoedingsvaardigheden en
overbelasting van ouders. Er is sprake van fysieke en verbale
agressie in het gezin.
Het
Sociaal Team C deelt deze zorg.
Sinds
wanneer heeft u de zorgen en wat is de reden dat u nu
meldt?
(…)
De
gemeente C heeft hierna in augustus en september gesprekken met
ouders gevoerd over het advies van J. Ouders zijn het niet eens met
alle adviezen uit het onderzoek, om die reden stagneert de
hulpverlening en vindt het Sociaal Team C het noodzakelijk dat K
betrokken wordt. Met ouders is besproken om N te betrekken, ouders
geven hier geen toestemming voor. Daarnaast zijn ouders het niet eens
met de geadviseerde uithuisplaatsing van hun oudste zoon F, en
stemmen zij niet in met het inzetten van een gezinscoach en het
organiseren van een groot overleg met alle betrokken hulpverlening.
Wat
bemoeilijkt de situatie om tot verbetering te komen?
(…)
Alle
drie de kinderen hebben eigen problematiek waardoor er sprake is van
een complexe zorgsituatie van het hele gezin en forste belasting
daarvan voor de ouders. De thuissituatie van de kinderen lijkt de
ontwikkeling van de kinderen in de weg te staan. Tijdens het
onderzoek van J is naar voren gekomen dat er sprake is van fysieke en
verbale agressie in het gezin, angstgevoelens bij alle kinderen en
stagnatie in de ontwikkeling van alle kinderen. (…)”
2.8
K heeft de melding onderzocht. Op 16 februari 2017 heeft verweerster,
als vertrouwensarts samen met O, een medewerker van K die
contactpersoon was en eerste casushouder, een rapportage afgerond
over het gezin M. Daarin staan onder meer, voor zover thans van
belang, de volgende passages:
“(…)
Zorgen
Wat
is er aan de hand?
(…)
Bron:
Medisch dossier ingezien door mevrouw D, vertrouwensarts K en
conclusie vanuit de gesprekken door K met de kinderen:
-
F: in 2010 is het advies ouderbegeleiding, dit lijkt niet opgevolgd
te zijn. In 2014 is het advies IPG wat wederom niet door ouders is
opgevolgd. Opvallend is dat er op school minder problemen lijken dan
thuis.
-
G: meest recente diagnose in 2016 is reactieve en
aanpassingsproblematiek op gezinsomstandigheden, dus geen ADHD meer.
Het advies is systeemtherapie wat ouders niet doen.
-
H: meest recente diagnose in 2016 is angststoornis NAO, dus geen ASS
meer. Ouders volgen het advies voor systeemtherapie niet op.
-
in 2014, 2015 en 2016 is het advies IPG en systeemtherapie en alle
keren is dit niet opgevolgd. Het
lijkt erop dat de psychiatrische diagnoses bij alle drie de kinderen
voornamelijk zijn gesteld op basis van het verhaal van ouders. Dit
heeft voor de kinderen veel negatieve gevolgen gehad. Anderzijds
hebben vrijwel alle behandelaren systeemtherapie geadviseerd die
vervolgens nooit van de grond is gekomen. Er is daarom ook geen beeld
verkregen van het gedrag van de kinderen in de thuissituatie en de
interactie met ouders.
-
K heeft alle kinderen gesproken. Er bestaat een discrepantie tussen
het beeld dat ouders hebben geschetst van de kinderen, waarbij alle
kinderen een ernstige beperking zouden hebben, en het beeld wat de
kinderen hebben laten zien.
(…)
3
Conclusie en voorwaarden K
Is
er sprake van kindermishandeling en/o huiselijk geweld en zo ja, in
welke vorm?
Bevestigd
K
is van mening dat kindermishandeling is bevestigd in de vorm van:
-Pedagogische
verwaarlozing van F, G en H(bron: ouders besteden vrijwel alle
opvoedkundige taken uit waarbij F drie verschillende logeeradressen
heeft waar hij vrijwel ieder weekend is, schoolwissels worden door
ouders ingezet waarbij de kinderen onvoldoende worden betrokken,
hulpverlening aangaande de kinderen wisselt frequent, H werd tot de
kerstvakantie 2016 veelvuldig ziek gemeld waarbij school de klachten
niet herkende, passend ouder-kindcontact lijkt te ontbreken, ouders
weigeren geadviseerde systeemtherapie)
-
Lichamelijke mishandeling van F(bron: eerder bevestigd door J advies
en het door P gedeelde verhaal wat H heeft verteld). Het feit dat H
en G getuige zijn (geweest) van dit geweld maakt dat
kindermishandeling in de vorm van
getuige huiselijk geweld tevens
bevestigd is.
-
Lichamelijke verwaarlozing van H. (bron: kleding niet passend bij het
seizoen, haren ongekamd, onverzorgde uitstraling)
Uit
het medisch dossieronderzoek door mevrouw D, vertrouwenarts K, is een
patroon gekomen van het zoeken naar een diagnose door ouders en het
afhouden van geadviseerde hulp (systeemtherapie). In het patroon van
het blijven
zoeken naar een diagnose, het aandikken van symptomen en
het benadrukken van wat de kinderen NIET kunnen zitten elementen
van PCF:
pediatric
condition falsification. Dit is een vorm van kindermishandeling met
ernstige en langdurige gevolgen voor de gezondheid van kinderen en
hun zelfbeeld.
K
heeft ook met alle kinderen gesproken. Er bestaat een discrepantie
tussen het beeld dat ouders hebben geschetst van de kinderen, waarbij
alle
kinderen een ernstige beperking zouden hebben, en het beeld wat de
kinderen aan K hebben laten zien.
K
vindt ook daarom dat er sprake is van het bewust uitvergroten en
aandikken van de klachten door ouders, zoals dit wordt gezien bij
PCF. (…)”
2.9
Na afronding van het onderzoek van K heeft een adviesgesprek
plaatsgevonden met klagers. Daarna heeft K overleg gevoerd met de
Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), waarna het dossier
aan de Raad is overgedragen.
2.10
In een brief aan F, gedateerd 21 juni 2017 met daaronder de namen van
verweerster en haar collega O, staat het volgende:
“(…)
Beste
F,
Op
28 oktober 2016 heeft het Sociaal Team C contact opgenomen met K
omdat ze zorgen hadden over jullie gezin. Het Sociaal Team maakt zich
zorgen om jou, je broer en je zus omdat het advies wat gegeven was
door J niet opgevolgd werd. Daarnaast zijn er zorgen geuit dat er
thuis spanning is wat gepaard kan gaan met schreeuwen en slaan.
K
heeft daarom onderzoek gedaan. Het doel van het onderzoek was om na
te gaan of er inderdaad zorgen zijn. Om goed te kunnen begrijpen hoe
het thuis bij jullie gaat hebben we gesproken met jou, je ouders, de
huisarts, P, Q, R, de school van G, S (vorige school H) en T. K is
bij jou op het U geweest voor een gesprek. K heeft toen met jou
gesproken in het bijzijn van een begeleider van jou. Je vertelde ons
dat je graag naar school wilt, dat je minder vaak naar een logeerhuis
wil in het weekend, dat je hobby’s hebt zoals fietsen en dat je een
goede vriend hebt die je te weinig ziet. En dat je door de drukte en
de hulpverlening thuis onvoldoende tijd hebt voor je vriend en het
fietsen.
K
vindt het belangrijk om een jongere ook zelf te vertellen wat er uit
een onderzoek is gekomen en wat voor advies er gegeven wordt. K heeft
de afgelopen maanden geprobeerd om met je ouders afspraken te maken
over hoe jij, G en H geïnformeerd kunnen worden. Je ouders willen
niet dat jullie gesproken worden door K. Je ouders zeggen dit te
belastend te vinden voor jou en K heeft hier begrip voor. Daarom
krijg je nu een brief met hierin alsnog de terugkoppeling van het
onderzoek.
Conclusie
en advies
K
bevestigt de gemelde zorgen door het Sociaal Team en maakt zich grote
zorgen om jullie gezin. K heeft geconcludeerd dat langdurig sprake is
van spanning thuis en dat dit ook wel eens uit de hand loopt waarbij
er geslagen is.
K
vindt het in jouw geval het belangrijkste dat er een ander en minder
gunstig beeld van jou gegeven wordt door je ouders en door het U dan
wat wij zien en wat we in de onderzoeken zien die er gedaan zijn. Er
wordt te weinig rekening gehouden met jouw wensen en capaciteiten.
K adviseert jou om je te laten onderzoeken door de afdeling kinder-
en jeugdpsychiatrie van het V om een goed beeld te krijgen van de
punten die goed gaan maar ook een beeld te krijgen van de dingen waar
je hulp bij nodig hebt. Het zou kunnen dat de
uitkomst
daarvan anders is dan tot nu toe het geval is. Omdat jij 16 jaar bent
is er geen toestemming nodig van je ouders voor dat onderzoek.
Daarnaast heb je zelf verteld dat je graag meer in de weekenden thuis
zou zijn en graag zo snel mogelijk weer naar school zou willen.
Inmiddels heeft K begrepen dat je drie dagen per week naar school
gaat en K vindt dat heel fijn voor jou. Hoe het met de weekenden gaat
hebben we nog niet gehoord. Voor jou is het goed om te weten dat jij
ook daar zelf over mee beslist omdat je 16 jaar bent. Dus als je dat
niet meer wilt kun je dit aangeven bij je ouders en het logeerhuis.
K
vindt dat er binnen jullie gezin hulp moet komen die zich richt op de
spanning onderling in huis. Deze vorm van hulp heet systeemtherapie
en dit is in het verleden al door meerdere hulpverleners geadviseerd.
K hoopt dat je ouders deze hulp gaan opstarten.
3.
De klacht en het standpunt van klagers
De
klacht bestaat, na bespreking met klagers ter zitting, zakelijk
weergegeven uit de volgende onderdelen:
(i)
verweerster heeft onzorgvuldig en onprofessioneel gehandeld bij de
uitvoering van haar onderzoek, door onvoldoende acht te slaan op de
psychisch-medische problematiek van de kinderen;
(ii)
verweerster is bij het samenstellen van haar rapportages onzorgvuldig
– want vooringenomen – geweest;
(iii)
verweerster heeft zich met haar brief aan F op onzorgvuldige wijze
uitgelaten;
(iv)
verweerster heeft onvoldoende zelfreflectie getoond.
4.
Het standpunt van verweerster
Verweerster
heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen
bestreden. Zij voert, samengevat, aan dat K werd geconfronteerd met
een ernstige melding over het gezin, die onderzocht moest worden.
Daarbij is niet door haar, als individuele medewerkster, maar door K
gerapporteerd. Een dergelijk rapport behoeft volgens verweerster niet
te voldoen aan de criteria die gelden voor een deskundigenrapport. Er
is sprake van een aaneenschakeling van beschuldigingen jegens
verweerster die niet zijn onderbouwd met als doel K buiten de deur te
houden. Voor zover nodig wordt op de stellingen van verweerster
hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1
Met de klacht hebben klagers het handelen van verweerster als
vertrouwensarts bij het onderzoek van hun gezin door K ter
beoordeling voorgelegd. Het College stelt bij die beoordeling voorop
dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen
er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven
van een antwoord op de
vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is
gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame
beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap
ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en
met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard
was aanvaard.
5.2.
In het tuchtrecht is persoonlijke
verwijtbaarheid uitgangspunt. Verweerster voert aan dat het hier gaat
om beslissingen en rapportages van de organisatie K en niet van haar
als individuele medewerker.
Het College is van oordeel dat verweerster als vertrouwensarts
vanwege haar medische expertise bij het onderzoek, dat zich mede
richtte op een vermoeden van kindermishandeling, betrokken was.
Verweerster was mede-onderzoekster en maakte daarbij gebruik van de
kennis waarvoor zij als vertrouwensarts is geregistreerd. Zij
bestudeerde de medische stukken c.q. medische dossiers van de
kinderen, beoordeelde (psychiatrische) rapportages en gestelde
diagnoses en heeft op basis daarvan in een rapport conclusies
getrokken en adviezen gegeven die mede op haar “oordeel” als
vertrouwensarts zijn gebaseerd. Zij heeft zich daarbij begeven op het
gebied van de individuele gezondheidszorg. Daarmee heeft verweerster
een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid met betrekking tot
het onderzoek en opstellen van rapportages en kan haar handelen
worden getoetst aan de tuchtnormen uit artikel 47 lid 1 Wet BIG. Ook
als verweerster handelingen in een multidisciplinaire setting of team
uitvoert, kan het College verweerster aansprakelijk houden en aan
haar individueel toerekenen bepaalde handelingen die in een
collectief verband zijn verricht.
5.3
Bij K is een melding gedaan vanwege zorgen over het welzijn van de
kinderen van klagers. Ook waren er zorgen over de
opvoedingsvaardigheden en overbelasting van klagers. Er was volgens
melders sprake van verbale en fysieke agressie in het gezin en de
ontwikkeling van de kinderen zou in het gedrang zijn. Klagers zouden
adviezen over hulpverlening aan het gezin, bijvoorbeeld door middel
van een gezinscoach of systeemtherapie, afwijzen. De klachtonderdelen
onder i) en ii) betreffen het onderzoek en de rapportage naar
aanleiding van de melding, waarbij onderzocht is of sprake is van
kindermishandeling en/of huiselijk geweld. De klachtonderdelen lenen
zich daarmee voor een gezamenlijke bespreking.
Hoewel
het klachtonderdeel onder i) ruim is geformuleerd, stelt het College
vast dat klagers hun stellingen toespitsen tot het verwijt dat
verweerster bij haar onderzoek de psychisch medische problematiek van
de kinderen onzorgvuldig heeft beoordeeld. Tijdens het onderzoek door
verweerster is onderzocht of mogelijk sprake was van Pediatric
Condition Falsification, verder: PCF. Deze vorm van
kindermishandeling was ook wel bekend onder de naam Münchhausen by
proxy syndroom (hierna: MPS) maar sinds 2007 wordt de term Pediatric
Condition Falsification (hierna: PCF) en Factitious Disorder by Proxy
(FDP) gebruikt. PCF is het deel van de diagnose bij het kind. FDP is
het deel van de diagnose dat betrekking heeft op het mishandelende
gedrag en de intenties van de ouders: het veroorzaken van fysieke of
psychische klachten bij het kind, klachten verzinnen of aanpraten
en/of bestaande klachten uitvergroten. Verweerster heeft na medisch
onderzoek geconcludeerd tot een patroon bij ouders van blijven zoeken
naar een diagnose, aandikken van symptomen en het benadrukken van wat
de kinderen niet kunnen, door haar geduid als elementen van PCF.
5.4 Het
College stelt voorop dat het aan verweerster is om bij haar
onderzoek te bepalen welke bronnen zij raadpleegt en met welke
andere hulpverleners zij van gedachten wil wisselen. Juist omdat de
onderzoeker zich bij zijn proces van meningsvorming baseert op
meningen en observaties van anderen, zoals zorgverleners en andere
bij het gezin betrokkenen, en het tot een ernstige beschuldiging
van en conclusies over ouders kan leiden, dient naar het oordeel
van het College steeds gewaakt te worden voor het ontwikkelen van
een tunnelvisie of voor “confirmation bias”. De onderzoeker
moet ter bevestiging, versterking of ontkrachting van het vermoeden
van PCF serieus naar alle kanten van de zaak kijken en daarmee dus
kritisch te zijn. Zo moet de onderzoeker niet alleen zoeken naar
informatie die zijn ideeën bevestigen, maar ook naar wat die
ontkrachten. Ook dient de nieuwe informatie zorgvuldig
geïnterpreteerd te worden. In dat alles is verweerster naar het
oordeel van het College tekortgeschoten nu zij blijkens haar
rapportage in het onderzoek onvoldoende op zoek is gegaan naar
informatie die haar ideeën tegenspraken. Ook heeft zij de door
ouders gegeven uitleg van situaties zonder meer of niet
beargumenteerd naast zich neergelegd.
5.5.
Bij de kinderen heeft zeer herhaaldelijk jeugdpsychiatrisch onderzoek
plaatsgevonden, wat heeft geresulteerd in uitvoerige rapporten,
waarbij deskundigen door de jaren heen nagenoeg dezelfde diagnoses
hebben gesteld. Niettemin rapporteert verweerster: “G:
meest recente diagnose in 2016 is reactieve en
aanpassingsproblematiek op gezinsomstandigheden, dus geen ADHD meer.
(…) H: meest recente diagnose in 2016 is angststoornis NAO, dus
geen ASS meer. Dat
is een onjuiste conclusie van verweerster die geen steun vindt in de
medische rapportages over de kinderen. Bij G was blijkens de
overgelegde rapporten voortgezet sprake van ADHD, terwijl de bij H
vastgestelde pervasieve ontwikkelingsstoornis onderdeel is van ASS.
Verweerster mocht uiteraard twijfelen aan de gestelde diagnoses, maar
dan had zij daarnaar onderzoek moeten doen, wat zij heeft nagelaten.
Verweerster kan worden verweten dat zij geen informatie over de
psychiatrische onderzoeken heeft ingewonnen door contact te leggen
met de onderzoekers van de kinderen, wat het beeld van
vooringenomenheid kan oproepen. Zo is bijvoorbeeld ook niet gesproken
met informanten die meer inzicht hadden kunnen geven in de
draagkracht van en het (kunnen) borgen van een veilige omgeving door
de ouders in relatie tot de kinderen. Verweerster is met haar
interpretatie van de onderzoeken bovendien buiten haar
deskundigheidsgebied getreden. Dat klemt te meer nu zij haar
interpretatie van de rapportages ten grondslag legt aan het vermoeden
van PCF en in de rapportage schrijft dat de psychiatrische diagnoses
voornamelijk zijn gesteld op basis van het verhaal van de ouders,
alsmede dat ouders symptomen aandikken, zonder dit objectief te
onderzoeken en zorgvuldig te toetsen.
5.6
Wat de rapportage betreft geldt nog het volgende.In het rapport is
expliciet vermeld dat het bevat de onderzoeksbevindingen,
onderzoeksconclusie en voorwaarden c.q. adviezen, alsmede dat het
dient als overdracht aan N. Indien ouders niet akkoord gaan met de
voorwaarden c.q. adviezen dient het rapport als overdracht aan de
Raad voor de Kinderbescherming. Dat noopt tot zorgvuldige rapportage.
Anders dan zijdens verweerster is betoogd, dient een dergelijk
rapport overeenkomstig
de vaste
jurisprudentie
van het Centraal Tuchtcollege van de Gezondheidszorg te voldoen aan
de volgende criteria:
1.
Het rapport vermeldt
de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2.
Het rapport geeft blijk
van een geschikte methode van onderzoek om
de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3.
In het rapport wordt op inzichtelijke
en consistente wijze uiteengezet op
welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4.
Het rapport vermeldt
de bronnen
waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de
geconsulteerde personen;
5.
De rapporteur blijft
binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het
college toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van
vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan.
Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of
verweerster in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen komen.
5.7.
Zoals eerder overwogen is verweerster bij de interpretatie van de
medische informatie over de kinderen onzorgvuldig geweest en buiten
haar deskundigheidsgebied getreden. Daarnaast is het College van
oordeel dat verweerster op basis van haar onderzoek niet in
redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake is van
kindermishandeling en mogelijk van PCF. Datzelfde geldt voor de
conclusie van verweerster dat bij H sprake is van lichamelijke
verwaarlozing. Door verweerster zijn zeer eenzijdig bronnen
aangehaald die niet veelzeggend zijn als onderbouwing van
verwaarlozing. Weliswaar zijn bij de verzorging en aankleding van H
vraagtekens te plaatsen, maar klagers hebben daarvoor een verklaring
gegeven die niet door verweerster is meegewogen of verder is
onderzocht. Van serieuze hoor en
wederhoor lijkt geen sprake te zijn. Ook de constatering dat
sprake is van lichamelijke mishandeling van F, behoudens de door
klager erkende tik op de arm, vindt in het licht van de betwisting
daarvan door ouders onvoldoende steun in de feiten. Voor de conclusie
dat kindermishandeling is bevestigd met elementen van PCF, welke
conclusie naar verweerster heeft moeten beseffen vergaande gevolgen
zou kunnen hebben voor klagers, heeft het college geen motivering in
het dossier kunnen vinden. De tekening van H waar verweerster ter
zitting op heeft gewezen, kan daaraan niet toe of afdoen nu dit niet
uitsluit dat sprake kan zijn geweest van een eenmalige gebeurtenis
die veel indruk op het meisje heeft gemaakt. In haar schriftelijk
verweer en ter zitting heeft verweerster evenmin een nadere
onderbouwing kunnen geven. Dat had wel van verweerster mogen worden
verwacht, temeer daar uit het dossier niet blijkt van onjuiste
diagnoses, aandikken van klachten, symptomen en beperkingen. Aan
verweerster kan worden toegegeven dat er serieuze zorgen waren over
de kinderen, maar het is haar taak om zorgvuldig onderzoek te doen en
daarover het gesprek aan te gaan met de betrokkenen. Daarin is
verweerster tekortgeschoten. De conclusie van al het vorenstaande is
dat de klachtonderdelen onder i) en ii) gegrond zijn.
5.8.
Het klachtonderdeel iii) betreft de brief d.d. 21 juni 2017 die mede
namens verweerster aan F is gestuurd. Verweerster heeft ter zitting
verklaard dat zij nog steeds achter die brief staat. Vooropgesteld
moet worden dat een vertrouwensarts verantwoordelijk is voor een
goede communicatie met ouders en kinderen. Vastgesteld kan worden dat
- hoewel beide partijen met oprechte bedoelingen lijken te hebben
gehandeld - het in de communicatie tussen partijen is misgegaan. Het
College stelt op grond van de overgelegde rapportages aangaande F
vast dat bij hem sprake is van een disharmonisch profiel en dat hij
het ontwikkelingsniveau van een jong kind heeft. Hoewel het in
beginsel legitiem is om een kind van 16 jaar op de hoogte te stellen
van de uitkomsten van het onderzoek, acht het College het onwenselijk
om het kind met een dergelijke brief in een loyaliteitsconflict met
zijn ouders te brengen. Ook het taalniveau van de brief is niet
passend bij het ontwikkelingsniveau van F, terwijl deze voor het kind
zeer klemmend kan zijn, gezien de passage: “K
vindt het in jouw geval het belangrijkste dat er een ander en minder
gunstig beeld van jou gegeven wordt door je ouders en door U dan wat
wij zien en wat we in de onderzoeken zien die er gedaan zijn. Er
wordt te weinig rekening gehouden met jouw wensen en
capaciteiten.” Daar
waar de vertrouwensarts, ergo verweerster, verantwoordelijk is voor
een zorgvuldige communicatie en de brief mede namens haar is gestuurd
waarmee deze onder haar individuele verantwoordelijkheid valt, is de
conclusie dat verweerster kan worden toegerekend dat niet adequaat is
gecommuniceerd met het kind. Het klachtonderdeel is daarmee gegrond.
5.9.
Met het klachtonderdeel iv) verwijten klagers verweerster dat het
haar ontbreekt aan zelfreflectie. Het College
zal zich niet wagen aan een dergelijke
subjectieve
beoordeling van verweerster,
waarmee het klachtonderdeel dan ook wordt verworpen.
De
conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is.
Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge
artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg jegens klagers had behoren te betrachten.
5.10.
Wat de op te leggen maatregel betreft, is het college van oordeel dat
het verweerster in deze zaak heeft ontbroken
aan de noodzakelijke mate van zorgvuldigheid.
Uit de rapportage en het relaas van verweerster ter zitting blijkt
dat zij ieder kind een goede ontwikkeling en leefomgeving gunt, zo
ook de kinderen van klagers maar dat mag niet te snel tot de
conclusie leiden dat sprake is van bedreiging van het kind in zijn
ontwikkeling die het gevolg zou zijn van het handelen dan wel nalaten
van handelen van de ouders of van kindermishandeling. Aan
ouders komt bij de verzorging en opvoeding van kinderen autonomie
toe,
die in een situatie van kindermishandeling of huiselijk geweld, kan
worden doorbroken. Dat
verweerster het voor de kinderen beter acht dat zij een andere
verzorging en opvoeding genieten, is geen maatstaf voor ingrijpen in
het gezin of het inzetten van hulpverlening tegen de wil van ouders.
De rapportage voldeed op essentiële onderdelen, waarvoor verweerster
verantwoordelijk was, niet aan de hiervoor genoemde criteria. Het
belang bij zorgvuldige rapportage is groot, gelet op de melding bij N
en de Raad voor de Kinderbescherming en verplichtte verweerster tot
grote zorgvuldigheid en een zeer kritische houding. Hier kan niet aan
afdoen dat ook klager mogelijk iets met betrekking tot een goede
samenwerking en communicatie te verwijten valt. Het college is van
oordeel dat het handelen van verweerster dermate ernstig is, dat niet
met het opleggen van de lichtste maatregel kan worden volstaan zodat
de maatregel van berisping passend is.
6.
De beslissing
Het
college:
– verklaart
de klacht onder i), ii) en iii) gegrond;
– legt
op de maatregel van berisping;
– wijst
de klacht voor het overige af.
Aldus
beslist door:
mr.
A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,
dr.
C.M. Sonnenberg, K. Haasnoot, H.A. van Dijk, leden-arts,
mr.
dr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,
bijgestaan
door mr. J.M. Sodderland-Elzas, secretaris,
en
in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018 door de voorzitter in
aanwezigheid van de secretaris.
WG
WG
secretaris
voorzitter
Conclusie
Wederom
blijkt uit deze uitspraak een bevestiging van het beeld dat de meeste
mensen hebben van de jeugdzorgsector: ouders schofferen, ouders
beschouwen als ondeskundig en onmondig, zelf diagnoses stellen zonder
adequaat onderzoek, door ouders vertrouwde deskundigen negeren en aan
de kant zetten, gezinnen splitsen door kinderen op te zetten tegen
ouders (in dit geval) en dan vooral een stelletje LEUGENS ventileren
in hetgeen men een 'rapport' noemt.
In
deze uitspraak heb ik wederom een onderbouwing gevonden voor de
Latijnse spreuk onder mijn artikelen. Of zou ik die moeten vervangen
door de woorden van Prem: 'BJZ moeten ze OPBLAZEN...'? (zie 'Verboden
vragen'/
eerste alinea en de video
op ca. 2.06 u-! (1.35 u: ff lachen!)) Het beeld is in meer dan 50
jaar niet veranderd, wel de namen en de steeds maar toenemende
geldstromen naar de jeugdzorgsector!
Eindelijk
is het zover: mw. A.M. Raat heeft een BERISPING en dat is al stap 2
op de goede weg: de Tuchtcolleges kennen 4 straffen: waarschuwing,
berisping, tijdelijke doorhaling uit de registers en levenslange
doorhaling. Nog 2 stappen te gaan dus!!
Moge
deze uitspraak een steun zijn voor de ouders die nog lijden onder de
terreur van 'Veilig Thuis' en hun artsen die alleen maar uit zijn op
valse beschuldigingen en om hun jacht op minstens 600 ouder paren die
hun kinderen mishandelen middels PCF....
Ik
wil hier mijn grote bewondering en waardering voor op de eerste
plaats de ouders die door een HEL gegaan zijn 'dankzij' de terreur
van 'Veilig Thuis' en voor dit Tuchtcollege uitspreken. Eveneens de
wens uiten dat deze uitspraak aanleiding zal zijn tot verdwijnen van
de VT-artsen met hun jacht op PCF / 'kinder-mishandelende ouders'!
Ceterum
censeo BJZ / 'Veilig
Thuis' esse
delendam (naar Cato Maior)
Drs.
N.J.M.Mul, arts n.p.
P.S.
Tijdens het schrijven van bovenstaande bericht bereikte mij het
nieuws dat de veroordeelde mw. Raat nog steeds doorgaat met valse
beschuldigingen en medische nonsense: nu zouden ASS (Autisme Spectrum
Stoornissen) bij kinderen duiden op PCF en 'ernstige
kindermishandeling'. Zie dit
bericht! Hier past mijns inziens slechts één reactie: AANKLAGEN
en bij het RTvG levenslange schorsing en doorhaling uit de registers
eisen!
AANVULLING 1-1-2010
Veilig Thuis heeft schadeloosstelling (smartengeld) én een zwijgcontract aangeboden aan een ouderpaar in verband met de valse beschuldigingen, zie
dit artikel op RTV-Utrecht