vrijdag 31 mei 2013

Het irrationele en repressieve Familie- en Jeugdrecht is deel van het probleem



Het irrationele en repressieve Familie- en Jeugdrecht is deel van het probleem.

“Bureau Jeugdzorg en de Kinderbescherming moeten worden aangesproken op de manier waarop het gezin van de broertjes Ruben en Julian is "begeleid”, aldus burgemeester Janssen van Zeist. Beide instanties gaan hun eigen rol onderzoeken. Ook de Inspectie Jeugdzorg onderzoekt “de begeleiding” van de broertjes door Jeugdzorg.
 

Gevreesd moet echter worden dat deze onderzoeken tot voorspelbare conclusies zullen leiden, zoals: eerder ingrijpen, het systeem is overbelast, de coördinatie moet beter, meer geld naar Jeugdzorg. Kortom: meer van hetzelfde. Maar: niet Raad en Jeugdzorg moeten worden onderzocht; de Familierechtspleging als zodanig moet worden onderzocht. 

Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming over het gezin:
“De ouders zijn sinds 2009 uit elkaar en delen de zorg 50/50 in een co-ouderschapsplan, maar hebben nog altijd voortdurend ruzie. Het lukt de ouders niet de strijd te eindigen” aldus de Raad. “Boedelscheiding, alimentatie en zorgafspraken hebben al tot rechtszaken geleid”. De moeder ging “in februari 2009 naar de politie wegens mishandeling van de oudste”. “Het vermoeden van lichamelijke mishandeling [kan] niet worden bevestigd".
 

Waarover die strijd gaat wéét de Raad dus wel, maar de vraag waaròm de ouders over dat alles strijden komt niet op bij de Raad. 

De Raad besluit om, na de laatste aangifte van de moeder tegen de vader, de kinderrechter te verzoeken de kinderen onder toezicht te stellen van Jeugdzorg “om een stabiele, voorspelbare en rustige opvoedsituatie te creëren”. Daartoe zou de vader zijn zoons nog maar eens in de twee weken mogen zien. Op de dag dat vader was opgeroepen om het rapport te bespreken, 7 mei, wordt zijn lichaam gevonden. Zijn beide kinderen heeft hij omgebracht.

Hoe had dit familiedrama voorkomen kunnen worden?

Het antwoord ligt voor de hand: Raad en Jeugdzorg hadden niet moeten doen wat zij hebben gedaan. Immers, de directe oorzaak van de ontsporing van de vader lijkt te zijn de dreigende degradatie van zorgouder tot omgangsouder -met alle rechteloosheid van dien. En dat nog wel zonder dat er één serieuze grief tegen hem persoonlijk gegrond is bevonden die dat zou rechtvaardigen. Dit is irrationele repressie en schending van zijn als onaantastbaar beleefde ouderschap, met als gevolg deze dramatische ontsporing. Wil men met repressie een “stabiele, voorspelbare en rustige opvoedsituatie creëren” dan dient deze rationeel te zijn (en zonodig dus gericht te zijn tegen degene die verantwoordelijk is voor de onrust).

Repressie 

Repressie in het Familierecht kent vele eufemismen: hulp, begeleiding, bemiddeling, bemoeizorg, omgangsregeling, ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing enz. enz. Het zijn alle vormen waarin een ouder tot cliënt wordt gemaakt van een systeem waaraan hij zich heeft te onderwerpen op straffe van (dreiging met) verdergaande repressieve maatregelen die voorbijgaan aan de onaantastbaarheid van zijn of haar ouderschap.

Existentiële nood

De vraag wat er dan had moeten gebeuren laat zich pas verantwoord beantwoorden als men zich verdiept in de existentiële nood waartoe het Familierecht veel ouders brengt die, zoals alle goede ouders, verknocht zijn aan hun kinderen en die, net als hun kinderen, het ouderschap als onaantastbaar beleven.

De rechtspleging in het Familie- en Jeugdrecht is doortrokken van repressie. Alleen ouders die beide autonoom zijn kunnen hun zaken zelf regelen. Maar de ouder die liever vertrouwt op de autoriteiten sleept de andere ouder (en de kinderen!) mee in een proces waarboven zij beide al gauw dat zwaard van Damocles voelen hangen: de angst om niet meer volwaardig ouder over je kinderen te zijn. “Wat als de andere ouder teveel aan onze kinderen gaat trekken?” “Wordt mijn ouderschap nog wel beschermd?” “Behoud ik nog wel het contact met mijn kinderen?”

Prisoner’s dilemma

Onbewust van dit rechtspsychologisch mechanisme plaatst het Familierecht met dit zwaard van Damocles zulke ouders voor een prisoner’s dilemma: voor ouderlijke coöperatie is wederzijds vertrouwen nodig, en vertrouwen vergt moed. Dat vertrouwen ontbreekt vaak, en daarom zou de overheid –terstond- rechtszekerheid voor ouders (en kinderen) in de plaats moeten stellen: ouder ben je, ouder blijf je (en niet alleen in naam!) Aldus zou de conflictstof tussen de ouders over de kinderen beperkt kunnen blijven tot agendakwesties (werktijden, schooltijden en aanverwante waardevrije onderwerpen). Uitlatingen van de ene ouder om zich te profileren in het belang van het kind, of zelfs de ander te desavoueren en te beschuldigen, zouden in de rechtszaal onmiddellijk moeten worden afgekapt als zijnde niet aan de orde. Echtscheiding behoort een ordemaatregel te zijn, geen maatregel van kinderbescherming.

Belang van het kind?

Maar de Familierechtsplegers verschaffen die rechtszekerheid niet, want zij zeggen alleen het belang van het kind voorop te stellen. Zij laten zich verleiden tot kortetermijndenken. Als zij dan ten langen leste met de handen in het haar zitten omdat inmiddels het zwaard van Damocles zijn werk heeft gedaan en de verhoudingen zijn verwoest, wordt routinematig “in het belang van het kind” de vader uit het leven van zijn kind gebannen. Maar durven de rechtsplegers in al die zaken, en in deze zaak in het bijzonder, nog te beweren dat hun “begeleiding”, leidende tot het terzijde te schuiven van een der ouders, uiteindelijk het belang van de kinderen heeft gediend?

Een debat in de rechtszaal over het belang van het kind leidt onafwendbaar tot een twist over het belang van het kind, met een verwoestend effect op de verhoudingen tussen de ouders, ja soms met fatale afloop. 
 

Natuurlijk mag bovenstaande analyse niet opgevat worden als een apologie voor de vader.

Zijn wanhoopsdaad, hoe zeer ook voortgekomen uit existentiële nood, verdient onze onvoorwaardelijke afwijzing. Maar bij de evaluatie van het in deze zaak gevoerde beleid zou het zinvol zijn om met rechtspsychologische blik naar de Familierechtcultuur als geheel te kijken (“door welke angsten worden ouders bevangen als zij met het repressieve Familierecht te maken krijgen”) en daarbij buiten het repressieve denkraam te treden.  

Overigens: het recht op onaantastbaarheid van het ouderschap dient als art. 11 lid 2 in de grondwet opgenomen te worden.  

Peter Prinsen (ex-familierechtadvocaat)
 

2 opmerkingen:

  1. Gezien de wantoestanden in het Nederlandse familierecht heeft een vader onlangs na ontvangst van een verzoek tot wijziging gezag de rechtbank verblijd met onderstaand epistel:

    Geachte dames en heren,

    Met uw brief van 7 mei 2013 verwijst u mij naar een advocaat.

    Gezien de feitelijke gang van zaken en de inhoud van het dossier m.b.t. zaak FA RK xx staat het verzoekster echter kennelijk vrij om de omgang eenzijdig stop te zetten, respectievelijk om de gemaakte afspraken en een uitspraak van uw rechtbank (S RK xx) op eigen initiatief naast zich neer te leggen, om de kinderen (o.m.) daarover onjuist te informeren, om valse meldingen en aangiften doen, om aan de rechtbank en het Hof onjuiste, onvolledige en misleidende informatie te verstrekken, en om op kosten van de belastingbetaler de ene na de andere procedure te starten, zonder dat zij hoeft te vrezen voor zelfs maar kritische opmerkingen van de rechter ter zitting of een proceskostenveroor­deling.

    De overheid lokt zo zelf herhaling van voor de kinderen ongewenst en schadelijk gedrag uit.

    Er is inmiddels ook nog kinderalimentatie toegekend zonder dat mijn actuele cashflow toereikend is. Kennelijk ontbeert men bij het Hof elk inzicht in begrippen als cashflow, solvabiliteit, leencapaciteit e.d., en eveneens elk besef ten aanzien van de betekenis van zelfstandig zijn, reserveren, en frictie tussen inkomsten en uitgaven. Aldus dreigt mijn toekomstige verdiencapaciteit te worden vernietigd, zoals ook bij het Hof is betoogd. En dan staat de overheid ineens wél klaar om naleving af te dwingen, óók als dat grote financiële schade aan de kant van de vader tot gevolg heeft.

    Een en ander maakt dat de 'toegang' tot de rechtspraak - bij gebreke van materiële toetsing en rechtshand­having - feitelijk zinloos is. De overheid verzaakt ernstig ten aanzien van toezicht op de naleving van direct werkende verdragsbepalingen als art. 6 en 8 EVRM, en art. 5 en 9 lid 3 IVRK. Deze bepalingen zijn hoger in rang dan alle nationale formaliteiten waar de Nederlandse overheid zich steeds achter verschuilt.

    Feitelijk zijn de verhoudingen als gevolg van e.e.a. zó scheef dat een eerlijk proces op voorhand onmogelijk is, terwijl verzoekster kennelijk daarna toch weer vrijelijk kan doen wat zij wil.

    Een en ander maakt dat ik bij gebreke van behoorlijke rechtsbescherming en rechtshandhaving geen basis zie om kosten te maken voor het behoud van mijn positie als vader én oorspronkelijke zorgouder (zie FA RK xx, en de bijlage bij dit bericht).

    Hoogachtend,

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Sinds de jeugdzorg Wet uit 2005 wordt er door de Jeugdzorg geen hulp geboden, maar laat men situaites escaleren, totdat de kinderen uit huis worden geplaatst! Zie het blad De Rechten van de mens uit 2005, het artikel van ex-Directeur Stan Meuwese, artikel 73, waar hij een analyse heeft gemaakt van de nieuwe Jeugdzorg Wet en waar geen plaats meer is voor hulp en zorg aan ouders en kinderen. Ook professionasl moeten zorg en hulp aanvragen via jeugdzorg die slechts kinderen in pleeggezinnen en Kindertehuizen enz. kan plaatsen. Gezinsvoogden hebben de opdracht gekregen situaties te laten escaleren. De ene situaite heeft een wat langere looptijd nodig dan de andere maar het is een martelende gang voor de kinderen, want uiteindelijk grijpt jeugdzorg toch in en zijn kinderen hun families van beiden bkanten ontnomen!

    BeantwoordenVerwijderen